Inleiding: Schouderpathologieën gaan vaak gepaard met synovitis met een rotatorinterval. Dit fenomeen wordt tot nu toe slecht beschreven in de literatuur. Het doel van de studie was het optreden van macroscopisch zichtbare synoviale reactie in het rotatorinterval te analyseren bij patiënten met chronische schouderpathologieën en een histopathologische evaluatie uit te voeren.
materialen en methoden: In deze prospectieve cohortstudie werden 167 opeenvolgende patiënten geïncludeerd die een arthroscopische schouderoperatie ondergingen voor chronische schouderpathologie.(♀ = 45, ♂ = 122; 54.5 jaar ± 12,8). De geïncludeerde patiënten werden onderverdeeld in subgroepen volgens de ondervonden chronische schouderpathologie: (1) impingementsyndroom met of zonder bursale zijdige partiële rotator cuff tear (RCT); (2) articulair zijdige partiële RCT; (3) voldikte RCT; (4) RCT waarbij ten minste twee pezen betrokken zijn; (5) schouderinstabiliteit; en (6) kraakbeenbeschadiging. Gestandaardiseerde weke delen biopten van de rotator interval werden genomen. De synovitis score van Krenn / Morawietz werd gebruikt voor histopathologisch onderzoek.
resultaten: extraarticulaire pathologie (groep 1) toonde significant verlaagde synovitis scores in vergelijking met alle andere groepen. Verhoogde grootte van scheuren in de rotatormanchet (groep 4) en kraakbeenschade (groep 6) vertoonden significant hogere synovitis-scores dan Groep 3 (p < 0,05). Bovendien was de synovitis score significant verhoogd bij patiënten met gelijktijdige pathologieën van de lange hoofd van de biceps (p = 0,001).
conclusies: deze studie suggereert dat chronische intra – en extraarticulaire schouderziekten zeer vaak gepaard gaan met histopathologisch verifieerbare laaggradige synovitis. Intra-articulaire pathologieën lijken verhoogde niveaus van synovitis te veroorzaken. Bovendien gaat de toegenomen grootte van de rotator manchet scheuren gepaard met een hogere mate van synovitis.
onderzoeksopzet: cohortonderzoek, bewijsniveau, 2b.